Thomas a Kempis – interview met Jos Moons sj
Binnen het jaarthema ‘Moderne Devotie’ in ons blad Rondom de Kerk spreken we deze keer met jezuïet Jos Moons. Hij werkt als promovendus systematische theologie en studentenpastor aan de Tilburg School of Catholic Theology. Ook schrijft hij voor Ignis webmagazine, een online tijdschrift over geloof en samenleving. Daarnaast assisteert hij in de Krijtbergkerk in Amsterdam. Hij begon in 2005 als priester van het bisdom Rotterdam. Ignatius, zo blijkt, heeft zich diepgaand laten beïnvloeden door de Navolging van Christus van Thomas a Kempis. Maar er zijn ook duidelijke verschillen.
Persoonlijke omgang met God
Ook Jos Moons ziet de ‘Navolging van Christus’ van Thomas a Kempis (1380-1471) als een uiterst belangrijk boek: ”Persoonlijk contact met God is natuurlijk niet nieuw in de tijd van Thomas. Maar zijn grote verdienste is wel dat hij dat heeft gekoppeld aan de dynamiek van het opkomende individualisme van zijn tijd. In een tijd waarin de Kerk in een erg slechte toestand verkeert wijst hij met de ‘Navolging van Christus’ een alternatieve weg. Hij leert mensen een heilig en goed leven te leiden, met oog voor de naaste, in het kader van een persoonlijke omgang met God. En dat slaat aan. Dat zie je wel aan de bijna 5000 vertalingen sindsdien. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het boek na de bekering in 1521 van Ignatius van Loyola (1491-1566) op diens pad komt. Je vindt het in die tijd in heel Europa.”
Rijke innerlijke wereld
De Navolging van Christus raakt bij Ignatius een gevoelige snaar omdat Ignatius, net als Thomas, merkt dat er een rijke innerlijke wereld is van verborgen omgang met God, maar ook dat die wereld wel wat ordening kan gebruiken. Daarnaast ziet hij hetzelfde probleem als Thomas: een Kerk die door allerlei misstanden in een slechte toestand verkeert. En ook Ignatius wil de mensen helpen hun spiritualiteit te ontwikkelen door zelfonderzoek. Toch zijn er ook duidelijke verschillen.
Macho en vechtersbaas
Zo hebben Thomas en Ignatius een volstrekt andere persoonlijkheid. Moons: “Waar Thomas begint in het klooster en geleidelijk vrijer wordt is Ignatius van nature een macho en vechtersbaas. Na zijn bekering wordt hij eerst een macho-asceet, die bijvoorbeeld dagenlang vast, en vindt hij pas geleidelijk smaak voor het fijnzinnige en de middenweg. Bij beiden zit er een ontwikkeling, en juist die ontwikkeling is voor ons interessant, misschien wel omdat wij die ook zelf kunnen doormaken.”
Ignatius vindt God in de wereld
Een verschil is bijvoorbeeld ook dat Thomas schrijft in een monastieke setting. Moons: “Zijn teksten zijn bedoeld om rustig te lezen en er over na te denken, ‘buiten de wereld’ als het ware. Ignatius vindt God steeds in de wereld en zal dan ook alles van die wereld gebruiken als het hem helpt. Thomas zou, om maar eens wat te noemen, als hij nu zou leven wellicht geen laptop aanschaffen. Ignatius juist zeker wel. Nog steeds willen wij als jezuïeten midden in de wereld staan.”
Troost, teken dat God aan het werk is
Een ander verschil is dat Ignatius zijn leerlingen meer zelf laat nadenken en hen daarin begeleidt. Moons: “Ignatius is sterker in het helpen van mensen om zelf de goede weg te leren vinden. Hij wil een kompas aanleren. Dat blijkt ook uit het feit dat Ignatius in zijn aanwijzingen weliswaar veel droger is, maar ook compacter, en dat hij veel meer een pedagogiek biedt. Thomas geeft geen kompas maar de goede antwoorden. Zijn boek bestaat uit een hele serie ‘tegeltjeswijsheden’. Ignatius geeft je uit eigen ervaring aanwijzingen om kritisch te bezien wat er met je aan de hand is. Het gaat hem daarbij vooral om wat je merkt in je ziel, in je gevoel, en om het verschil tussen bijvoorbeeld vrede en onvrede. Dat noemt hij troost en troosteloosheid. Troost is een teken dat God aan het werk is, en troosteloosheid wijst op werk van het kwaad. De kunst is om de ‘geesten te onderscheiden.”
Zegeningen tellen
Moons: “Een typisch voorbeeld van het werk van het kwaad is scrupule en zelfbeschuldiging. Dat zie je bijvoorbeeld in Pierre Favre SJ (1506-1546), een tijdgenoot en medebroeder van Ignatius. Voor hij Ignatius leert kennen zit hij vol zelfverwijt, hij denkt alles verkeerd te doen. In zijn niet voor druk bedoelde autobiografie, het Memoriale, zie je hoe hij onder invloed van Ignatius dat zelfverwijt gaat bestrijden door juist steeds zijn zegeningen te tellen. De sleutel daartoe is het steeds weer zich herinneren van het geluk dat hem ten deel is gevallen. Zo helpt Ignatius hem zich af te wenden van een in feite egocentrische houding van zelfkritiek. Ook al is het kwaad nog steeds aanwezig, de troostende God heeft nu het laatste woord. Zo kun je door Ignatius groeien in verbondenheid met God. In die laatste doelstelling stemmen Thomas en Ignatius verrassend overeen.”
Jury Smit